, [], Whether a man may merit the increase of grace or charity?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Om welke oorzaak ik ook [43]deze dingen lijde, maar word [44]niet beschaamd; want ik weet, [45]Wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd, dat Hij [46]machtig is, [47]mijn pand, bij [Hem] weggelegd, te bewaren tot [48]dien dag. 43. Dat is, deze verdrukkingen en banden. 44. Of, ik schaam mij des niet. 45. Dat is, op wiens toezeggingen ik vertrouwd heb. 46. Dat is, dat hij niet alleen den wil heeft, hetwelk uit zijne toezeggingen blijkt, maar ook de macht om die te volbrengen. 47. Dat is, de eeuwige gelukzaligheid en heerlijkheid, die God zijnen kinderen en getrouwen dienaren beloofd heeft, en van Hem in den hemel als een toevertrouwd pand voor hen weggelegd is, en getrouw bewaard wordt. 48. Namelijk der toekomst van Christus ten oordeel, wanneer hij het hun zal geven om werkelijk en eeuwig te bezitten.